parochie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ro·chie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘kerkelijke gemeente’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord parochie parochiën
parochies
verkleinwoord parochietje parochietjes

Zelfstandig naamwoord

parochie v

  1. (religie) gemeenschap van gelovigen in de katholieke kerk die bij één kerkgebouw hoort
Hyponiemen
  • buitenparochie, omroepparochie
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord parochie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.