gemeenschappelijk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gemeenschappelijk (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /χəmenˈsχɑpələk/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣəmenˈsxɑpələk/
Woordafbreking
- ge·meen·schap·pe·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- Afleiding van gemeenschap met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e- [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gemeenschappelijk | gemeenschappelijker | gemeenschappelijkst |
verbogen | gemeenschappelijke | gemeenschappelijkere | gemeenschappelijkste |
partitief | gemeenschappelijks | gemeenschappelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
gemeenschappelijk
- waar alle leden van een gemeenschap gebruik van kunnen maken
- Dit zijn de gemeenschappelijke douches.
- waar alle leden van een gemeenschap aan meedoen
- Dit is een gemeenschappelijk project.
- gerelateerd aan meer dan een entiteit
- Dat is een gemeenschappelijke vriend van hun.
- Dat is de gemeenschappelijke grens van Duitsland en Frankrijk.
Afgeleide begrippen
- gemeenschappelijkheid, gemeenschappelijks
Vertalingen
3. gerelateerd aan meer dan een entiteit
Gangbaarheid
- Het woord gemeenschappelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gemeenschappelijk' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.