gemeenschappelijk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gemeenschappelijk    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /χəmenˈsχɑpələk/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣəmenˈsxɑpələk/
Woordafbreking
  • ge·meen·schap·pe·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen gemeenschappelijkgemeenschappelijkergemeenschappelijkst
verbogen gemeenschappelijkegemeenschappelijkeregemeenschappelijkste
partitief gemeenschappelijksgemeenschappelijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

gemeenschappelijk

  1. waar alle leden van een gemeenschap gebruik van kunnen maken
    • Dit zijn de gemeenschappelijke douches. 
  1. waar alle leden van een gemeenschap aan meedoen
    • Dit is een gemeenschappelijk project. 
  1. gerelateerd aan meer dan een entiteit
    • Dat is een gemeenschappelijke vriend van hun. 
    • Dat is de gemeenschappelijke grens van Duitsland en Frankrijk. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gemeenschappelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.