bod
Nederlands
Woordafbreking
- bod
Zelfstandig naamwoord
bod o
- (handel) een door een koper voorgestelde prijs
- Zijn bod was veel te laag.
- (handel) de handeling van het bieden
- Ze deed een bod op de antieke tafel.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- aan bod komen
aan de beurt komen, de kans krijgen
Gangbaarheid
- Het woord bod staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bod' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /bɔt/
Woordafbreking
- bod
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | bod | body |
genitief | bodu | bodů |
datief | bodu | bodům |
accusatief | bod | body |
vocatief | bode | body |
locatief | bodu / bodě | bodech |
instrumentalis | bodem | body |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.