body

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·dy
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘lichaam’ voor het eerst aangetroffen in 1897 [1]
  • van het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord body body's
verkleinwoord body'tje body'tjes

Zelfstandig naamwoord

body v / m / o [3]

  1. lichaam
Hyponiemen
  • autobody
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord body staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
body bodies

Zelfstandig naamwoord

body

  1. lichaam


Tsjechisch

Zelfstandig naamwoord

body

  1. nominatief meervoud van bod
  2. accusatief meervoud van bod
  3. vocatief meervoud van bod
  4. instrumentalis meervoud van bod
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.