body
Nederlands
Woordafbreking
- bo·dy
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘lichaam’ voor het eerst aangetroffen in 1897 [1]
- van het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | body | body's |
verkleinwoord | body'tje | body'tjes |
Hyponiemen
- autobody
Afgeleide begrippen
- bodyart, bodyboarden, bodybuilden, bodylotion, bodypiercing, bodyscanner, bodyshoppen, bodystocking, bodysurfen, bodywarmer
Gangbaarheid
- Het woord body staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'body' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Engels
Tsjechisch
Zelfstandig naamwoord
body
- nominatief meervoud van bod
- accusatief meervoud van bod
- vocatief meervoud van bod
- instrumentalis meervoud van bod
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.