aanbod

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanbod    (hulp, bestand)
  • IPA: /'amˌbɔt/
Woordafbreking
  • aan·bod
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanbod (aanbiedingen)
verkleinwoord (aanbiedinkje) (aanbiedinkjes)

Zelfstandig naamwoord

aanbod o

  1. een aanbieding
    • Een aanbod van een bepaalde dienst. 
  1. (economie) het voorradig zijn
    • Het aanbod aan koopwoningen. 
    • Er is een groot aanbod van inburgeringscursussen. 
  1. (economie) het geheel aan beschikbare goederen en diensten op micro-economisch niveau
    • De wet van vraag en aanbod. 
  1. het aangebodene
    • Het aanbod is een levenslang abonnement. 
  1. voorstel, poging tot compromis
    • De examinator deed het aanbod om in plaats van een hertentamen te maken een paper te schrijven over de verplichte literatuur. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

Een vrijblijvend aanbod.

  • Een aanbod dat de persoon die het aanbod accepteert tot niets verplicht.
Opmerkingen
  • "aanbod" heeft geen meervouds- en verkleinvormen, in plaats daarvan worden de vormen van "aanbieding" gebezigd.
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanbod staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

Uitspraak
  • geluid 
enkelvoud meervoud
naamwoord aanbod -

Zelfstandig naamwoord

aanbod

  1. (economie) aanbod
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.