aardig
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aardig (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈar.dəχ/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈar.dəx/
- (Limburg): /ˈaːr.dɪx/
Woordafbreking
- aar·dig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bekoorlijk, mooi’ voor het eerst aangetroffen in 1420 [1]
- Afgeleid van aard met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | aardig | aardiger | aardigst |
verbogen | aardige | aardigere | aardigste |
partitief | aardigs | aardigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
aardig
- aangenaam in omgang
- Floris is een aardige jongen.
- flink, behoorlijk, vrij groot
- Het opharken van de bladeren heeft een aardige berg opgeleverd.
- grappig, geestig, genoeglijk
- Hij weet van alles een aardig verhaal te maken.
- (in Vlaanderen) raar
Vertalingen
1. aangenaam in omgang
|
|
3. grappig, geestig, genoeglijk
Bijwoord
aardig
- aangenaam
- zeer, veel
- Ik heb aardig veel aarde gebruikt bij het ophogen van de tuin.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord aardig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aardig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.