papa
Nederlands
Woordafbreking
- pa·pa
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vader’ voor het eerst aangetroffen in 1642 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | papa | papa's |
verkleinwoord | papaatje | papaatjes |
Zelfstandig naamwoord
papa m
- (informeel) informele benaming voor vader door zijn kind
- (spellingsalfabet) spelwoord van het ITU/NAVO-spellingalfabet voor de letter p
Vertalingen
1. informele benaming voor vader door zijn kind
Gangbaarheid
- Het woord papa staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'papa' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Hongaars
Woordafbreking
- pa‧pa
Indonesisch
Woordafbreking
- pa·pa
Woordherkomst en -opbouw
- [bijvoeglijk naamwoord] uit het Sanskriet पाप (pāpa) "slecht, miserabel"
- [zelfstandig naamwoord] uit het Nederlands papa
Turks
Woordafbreking
- pa·pa
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | papa | papalar |
genitief | papanın | papaların |
datief | papaya | papalara |
accusatief | papayı | papaları |
locatief | papada | papalarda |
ablatief | papadan | papalardan |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.