aanslag
Nederlands
Woordafbreking
- aan·slag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanslag | aanslagen |
verkleinwoord | aanslagje | aanslagjes |
Zelfstandig naamwoord
aanslag m
- het aanslaan van iets
- (muziek) wijze van aanslaan van toetsen
- Het meisje had een mooie aanslag op de piano.
- (juridisch), (financieel) vordering van de belastingdienst
- De aanslag werd in Nederland verzonden in de beruchte blauwe envelop.
- terroristische aanval
- De aanslag op de twin towers is de bekendste terroristische aanslag.
- Op Hitler werden in totaal 42 aanslagen gepleegd, helaas ging er steeds wat mis
- korst afgezet vuil
- In het huis van de alcoholist waren alle wastafels bedekt met een vieze aanslag.
- (techniek) een voorziening op een rail of as die de bewegingsruimte van een of ander mobiel onderdeel beperkt
Synoniemen
- [2] toucher
- [3] belastingaanslag
- [5] afzetting
- [6] eindstop, stootblok, stuit
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
- [1] kerkklok
- [2] pianotoets
- [3] belastingheffing, vordering
- [4] hinderlaag, overval
- [5] beslaan, ketelsteen
- [6] doorslaan, gordijnrail, schokbreker, veerweg
Vertalingen
4. terroristische aanval
Gangbaarheid
- Het woord aanslag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanslag' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.