aanslaan

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanslaan    (hulp, bestand)
  • IPA: /'anˌslan/
Woordafbreking
  • aan·slaan
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanslaan
sloeg aan
aangeslagen
klasse 6 volledig

Werkwoord

(scheidbaar)
aanslaan

  1. even tegen iets slaan
  2. op militaire wijze groeten
    • De jonge soldaat moest bij iedere meerdere die hij tegenkwam de hand tegen de klep van zijn pet aanslaan. 
  1. in beslag nemen
  2. gewaardeerd worden
    • Het nieuwe product sloeg goed aan er werden direkt enorme aantallen verkocht. 
  1. aanplakken
  2. ten verkoop bieden
  3. waarschuwend blaffen
    • De grote boerderijhond sloeg aan toe we het erf opkwamen. 
  1. beginnen te lopen
    • Na vele startpogingen sloeg de motor eindelijk aan. 
  1. (van een kogel)de grond raken
  2. op een toets slaan
    • Toe we de toetsen van de oude piano aansloegen kwamen er valse tonen uit. 
  1. beslagen worden
  2. (juridisch) (financieel) belasten, belasting heffen
    • Toen de Nederlandse regering rijke Nederlanders aansloeg met hoge vermogensbelastingen zijn de rijksten naar België gevlucht en leven daar nu verder als Nederbelg. 
  1. wortel schieten
    • Het duurde lang voordat de kiemen van de plantjes aansloegen 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanslaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.