overval

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·val
enkelvoud meervoud
naamwoord overval overvallen
verkleinwoord overvalletje overvalletjes

Zelfstandig naamwoord

óverval m [1]

  1. een plotselinge aanval, gewoonlijk van misdadige aard
    • Bij deze overval werd twee miljoen buitgemaakt. 
  1. poging tot vijandige overname van een bedrijf
Hyponiemen
  • atoomoverval, bankoverval, beursoverval, cyberoverval, gijzeloverval, luchtoverval, roofoverval, treinoverval, woningoverval
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
overvallen

óverval

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overvallen
    • ... dat ik óverval. 
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
overvallen

overvál

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overvallen
    • Ik overval. 
  2. gebiedende wijs van overvallen
    • Overval! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overvallen
    • Overval je? 

Gangbaarheid

  • Het woord overval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.