Israëlische nederzetting

Een Israëlische nederzetting is een vestiging of kolonie van Israëliërs in gebieden die door Israël zijn veroverd en bezet gedurende de Zesdaagse Oorlog van 1967. De bewoners ervan worden aangeduid als kolonisten. Deze nederzettingen bevinden zich in de door Israël bezette gebieden, waaronder de bezette Westelijke Jordaanoever van Palestina, het door Israël geannexeerde Oost-Jeruzalem (in weerwil van Resolutie 478 Veiligheidsraad Verenigde Naties) en op de op Syrië veroverde Golanhoogten.[1] Tot 1979 respectievelijk 2005 waren er ook nederzettingen op het schiereiland Sinaï en in de Palestijnse Gazastrook.

Kaart van de Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever (en in Oost-Jeruzalem), 1 januari 2006
Groene lijn, Israëlische Westoeverbarrière en nederzettingen in omgeving Bethlehem, 2011

De Europese Unie en de meerderheid van de internationale gemeenschap zien deze nederzettingen als illegaal volgens internationaal recht, Israël bestrijdt dit.[2]

Locaties

Israël heeft sinds 1967 nederzettingen gebouwd op de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, in de Gazastrook, in de bezette Golan en in de voorheen bezette Sinaï. De nederzettingen in de Sinaï zijn ontmanteld na de ondertekening van het Egyptisch-Israëlische vredesverdrag van 1979. Die in Gaza werden afgebroken in 2005.[3]

De meeste nederzettingen bevinden zich op de Westoever en zijn voornamelijk gevestigd in het C-gebied van de in 1993 gesloten Oslo-akkoorden. Er zijn ook nederzettingen midden in de Palestijnse stad Hebron[4] en in bezet Oost-Jeruzalem.

De nederzettingen op de Westoever liggen buiten de Groene Lijn, de bestandslijn van 1949, die de feitelijke grens vormt tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever. De regering van Israël besloot eind 1967 (enkele maanden na de Zesdaagse Oorlog) deze Groene Lijn niet op de officiële Israëlische kaarten aan te geven: Moshe Dayan "Een kaart is niet een politiek programma".[5]

In 2019 waren er op de Westoever ongeveer 130 nederzettingen varierend van dorpen met 100 inwoners tot een stad als Ariel met 70.000 kolonisten. In totaal leven hier meer dan 400.000 Joodse Israëli's en in Oost-Jeruzalem nog eens zo'n 200.000.[6] In de Golan leven ongeveer 22.000 kolonisten. Israël beschouwt Israëlische inwoners in de geannexeerde Golan en Oost-Jeruzalem niet als kolonisten.[3]

De omstreden Israëlische Westoeverbarrière is gedeeltelijk buiten de Groene Grenslijn opgetrokken op de Westelijke Jordaanoever zelf. Deze barrière betrekt de Israëlische nederzettingen bij elkaar.

Vele nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever breiden zich uit door natuurlijke bevolkingsgroei en woningbouw. Met uitzondering van de charedisch-joodse nederzettingen is de migratiestroom negatief. Hierbij wordt vaak de slechte veiligheidssituatie als reden opgegeven.

Israël ordende na de Oslo-akkoorden van 1993 de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever onder zijn administratieve bestuur (Civil Administration) als het informele administratieve district Judea en Samaria, welks gebied gelijk wordt gesteld met dat van de Westelijke Jordaanoever. De nederzettingen en buitenposten (outposts) in het C-gebied (Oslo-akkoorden) in dat district zijn ondergebracht in Regionale Raden.

Israëlische nederzettingen bij Za'atara[7]

Na de ontruiming in 2005 van de Israëlische nederzettingen in de Gazastrook zijn een viertal nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever gebouwd. Tevens werden de grotere nederzettingen daar uitgebreid en werd verder gebouwd aan de Westoeverbarrière op de Westelijke Jordaanoever (door Israël 'veiligheidsmuur' genoemd, maar door critici van Israël 'apartheidsmuur').

Bouw en confiscatie van grondgebied

De bouw van een Israëlische nederzetting begint in het algemeen met het illegaal plaatsen van enkele primitieve wooncontainers, campers of caravans zonder veel accommodatie, een zogenoemde buitenpost, in het militair bezette gebied. Vaak betreft het ook voormalige militaire posten die op geconfisqueerd grondgebied zijn gesticht, tot 'staatsgrond worden verklaard en nadien als natuurgebied worden bestempeld of worden bebouwd.[8] Er worden dan fabrieken of moderne intensieve landbouwbedrijven op gevestigd, Israëlische bewoners worden er gehuisvest en zo breiden ze zich uit tot goed geoutilleerde satellietsteden van Israël.

Sommige nederzettingen zijn samengevoegd tot clusters, zoals Goesj Etsion, terwijl andere worden gesitueerd rond Palestijnse dorpen en steden. Vaak worden ze boven op een heuvel gesitueerd omdat vandaar de regio goed in de gaten gehouden kan worden en zij zijn met elkaar verbonden door snelwegen en tunnels. Deze nederzettingen worden vervolgens met elkaar en met het grondgebied van de staat Israël verbonden door een parallel wegenstelsel, 'bypassroads' waar Palestijnen geen toegang toe hebben en waardoor hun dorpen en delen van hun grondgebied van elkaar worden afgesloten.

Ter uitbreiding van het grondgebied worden weer nieuwe buitenposten opgezet, die na verloop van tijd door Israëlische wetgeving erkend worden en zich uitbreiden tot nieuwe nederzettingen of wijken van de bestaande nederzettingen.

Bij de bouw betrokken organisaties

Jewish Agency voor Israël en Amana

Reeds voor de stichting van de staat Israël speelde de zionistische organisatie Jewish Agency for Palestine, die na 1948 zijn naam wijzigde in Jewish Agency for Israel (JAI) een grote rol bij de immigratie en huisvesting van Joden in het voormalige en huidige Palestina. Een groot deel van fondsen ten behoeve van de nederzettingen wordt gestoken in de JAI, zoals onder meer Amigour.[9] De Israëlische nederzettingenorganisatie Amana bouwt huizen in Israëlische nederzettingen en buitenposten (outposts).

Financiering

Israël en zijn belastingbetalers zijn de belangrijkste financiers van de nederzettingen.[10]

Private donateuren in de VS

Volgens een onderzoek door de Israëlische krant Haaretz worden de nederzettingen massief financieel en belastingvrij gesteund door private donateuren in de Verenigde Staten USA via een netwerk van nonprofit-organisaties. Gedurende de vijf jaren 2009 t/m 2013 werd meer dan $220 miljoen dollar gestort in fondsen ten bate van de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Omdat de donaties aftrekbaar zijn van de belasting, ondersteunt de VS zo indirect de kolonistenbeweging. De Amerikaanse donaties worden vooral geïnvesteerd in algemene voorzieningen als parken, speelplaatsen, bibliotheken en yeshiva's (Joodse religieuze studiecentra), maar ook aan zaken als airconditioners en financiële steun aan veroordeelde Joodse terroristen en hun familie die daar wonen.[10]

In tegenstelling tot linkse niet-gouvernementele organisaties (NGO's) en mensenrechtenorganisaties die donaties krijgen van buitenlandse regeringen en instellingen, krijgen Israëlische nederzettingen-groepen geld van buitenlandse private individuen die belastingvrij geld doneren via non-profit-organisaties. Een van de grootste fondsen is het Hebron Fonds[10][11]

Panama Papers

Veel buitenlandse bedrijven en organisaties, die geregistreerd staan in belastingparadijzen doneren grote kapitalen aan nederzettingen-organisaties of aan premier Netanyahu. Uit onderzoek van de Panama Papers (2016) bleek dat zionistische organisaties uit deze praktijken tientallen miljoenen sjekels ontvangen. Een daarvan is de als NGO aangemerkte nederzettingenorganisatie Amana van Ze'ev Hever, die van verschillende kanten grote sommen kapitaal ontvangt waarmee de huizenbouw en de infrastructuur van de nederzettingen wordt gefinancierd.[12] Een andere organisatie, die binnen acht jaar reeds 122 miljoen sjekels ontving, is Vrienden van Ir David, die met zijn fonds 'Elad'[13] onder meer de Palestijnse wijk Wadi Hilweh (Silwan) in Oost-Jeruzalem in bezit neemt ten bate van Israëlische joodse nationalistische kolonisten, die de stad claimen als 'City van David'.

Status van de nederzettingen

Verschillende internationale organisaties zoals de Verenigde Naties en de meeste landen, inclusief landen die in het algemeen Israël steunen, bestempelen de nederzettingen als illegaal volgens het internationaal recht en een aantal VN-veiligheidsraadsresoluties (446, 452, 465, 471, 2334) hebben ze dan ook als zodanig bestempeld.[14]

Sinds zijn oprichting negeert Israël de opeenvolgende internationale rapporten, verdragen en Resoluties van de Verenigde Naties waarin dit besloten is, en gedoogt de bouw en uitbreidingen van de nederzettingen op Palestijns gebied en private grond, en legaliseert ze na enige tijd.

Veiligheidsraad

Op 23 december 2016 nam de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 2334 aan waarin staat dat Israël moet stoppen met de bouw van nederzettingen in Palestijns gebied, aangezien dat een flagrante schending is van internationaal recht.[15] [16] In tegenstelling tot eerdere Resoluties onthielden de Verenigde Staten zich van stemming die met alle overige 14 stemmen werd aangenomen.

In weerwil van deze resolutie maakte de Israëlische regering de maand erna twee nieuwe plannen bekend voor de bouw van 2.500 nieuwe woningen in Joodse nederzettingen in Palestijns gebied.[17] Ook nam ze op 7 februari 2017 de 'Settlement Regularisation Law' aan, waarmee Israël zichzelf machtigde om Palestijnen het recht op hun bezittingen te ontnemen ten gunste van de Israëlische nederzettingen.[18] Door de Europese Unie en vele landen werd dit veroordeeld. De Verenigde Staten weigerden commentaar.[19]

Internationaal Gerechtshof

In het verleden is vele malen door verschillende internationale autoriteiten, waaronder het Internationaal Gerechtshof en het Hooggerechtshof van Israël zelf, vastgesteld dat Israël wel degelijk bezetter van deze gebieden is. Artikel 49 van de Vierde Geneefse Conventie verbiedt de overbrenging van de eigen bevolking naar bezet gebied in het algemeen: het maakt hierbij geen verschil of dit onder dwang of uit vrije wil gebeurt.

Het Internationale Rode Kruis (ICRC) heeft dit expliciet uitgesproken in zijn commentaar op de Geneefse Conventies en concludeert dat de nederzettingen in strijd zijn met het Humanitair Oorlogsrecht.[20]

OCHA

In het rapport van augustus 2014 van het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Zaken (OCHA) van de V.N. wordt vermeld dat er 341.000 Israëlische kolonisten wonen in 135 nederzettingen en ongeveer 100 'buitenposten' in gebied C (zie: Oslo-akkoorden) van de bezette Westelijke Jordaanoever (wat in strijd is met internationaal recht), die zich daarmee een grondgebied toe-eigenen dat 9× groter is dan het door hen zelf officieus begrensde en militair beschermde gebied[21][22]

Amnesty International

Amnesty International drong er in april 2015 bij de Israëlische autoriteiten nogmaals op aan om de petitie te behandelen die op 31 juli 2011 bij het Hooggerechtshof juli 2011 was ingediend met betrekking tot bouwplanningsrechten en -organisaties van Palestijnse gemeenschappen in de C-gebieden die 60% van de bezette Westelijke Jordaanoever omvatten. In deze gebieden, die volledig onder Israëlische militaire controle staan wordt "de Vierde Geneefse Conventie geschonden" en vinden er oorlogsmisdaden plaats "onder artikel 8(2)(a)(iv) van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof." Een onderzoek in 2013, uitgevoerd door het OCHA schatte dat er 297.000 Palestijnen in ongeveer 530 woongebieden woonden. Sinds de petitie van 31 juli 2011 tot april 2015 hadden de Israëlische autoriteiten meer dan 1875 gebouwen verwoest.[23] In januari 2019 beschuldigde Amnesty International toeristische bedrijven ervan te profiteren van en mee te werken aan de uitbreiding van de illegale nederzettingen door kamers en activiteiten aan te beiden in Israëlische nederzettingen in Palestijns gebied inclusief Oost-Jeruzalem. Deze bedrijven duiden de Westelijke Jordaanoever daarbij aan als 'Israël-Westbank'.[24][25]

Frustratie van de vredesonderhandelingen

De voortgaande bouw en uitbreiding van de nederzettingen staat gesprekken met de Palestijnen over vrede in de weg[26]

In 1995, vlak na de Akkoorden van Oslo, woonden er in totaal 138.000 Joodse kolonisten in de Palestijnse gebieden (afgezien van Oost-Jeruzalem), in 2009 was dat verdubbeld tot 280.000. Het Rode Kruis schat het aantal in 2012 op 350.000. De schattingen voor de totale bevolking van de Westoever lopen uiteen van 2,5 tot 3,5 miljoen inwoners. De verdere uitbreiding van joodse nederzettingen was voor de Palestijnse Autoriteit de reden om tussen 2008 en 2010 geen vredesbesprekingen meer te voeren. De onderhandelingen waren na de oorlog in Zuidelijk Libanon in 2008 gestrand.

Op 31 augustus 2014, tijdens de vredesonderhandelingen over het conflict in de Gazastrook 2014, werd bekend dat Israël van plan was om 400 hectare grond op de Westelijke Jordaanoever te annexeren. Het betrof het land van Palestijnse boeren in de buurt van de nederzettingencluster Goesj Etsion bij Bethlehem. Het omvatte het grondgebied van vijf dorpen in het Gouvernement Bethlehem. Volgens de VS zou dit 'contrapoductief' voor de vredesonderhandelingen werken.[27]

Op 5 oktober 2016 verweet het Witte Huis Netanyahu dat hij met zijn plannen om een nieuwe nederzetting te bouwen voor de buitenpost Amona het streven naar vrede ondermijnde.[28]

Op grond van V.N.-resolutie 2334 van 23 december 2016, en de daarop felle reactie van Israël vanwege de stemonthouding van de V.S., hield John Kerry op 28 december 2016 een toespraak, waarin hij zich met kritiek richtte op de Israëlische regering en een aantal principes aandroeg voor een toekomstige afspraak over vrede.[29] Netanyahu had namelijk direct laten weten deze V.N.-resolutie te verwerpen en zich niet aan de voorwaarden te zullen houden. In weerwil van deze resolutie nam de Israëlische regering op 6 februari 2017 de 'Settlement Regularisation Law' aan, waarmee Israël zichzelf machtigde om Palestijnen het recht op hun bezittingen te ontnemen ten gunste van de Israëlische nederzettingen.[30] Door de Europese Unie en vele landen werd dit veroordeeld. De Verenigde Staten, die zich ditmaal hadden onthouden van stemming, weigerden commentaar.[31]

Israëls politiek ten aanzien van de nederzettingen

Volgens de Israëlische regering zijn de nederzettingen wel legaal: de bepalingen die illegale nederzettingen in bezet gebied behandelen zouden niet opgaan voor de gebieden die Israël in de Zesdaagse Oorlog van 1967 veroverde omdat er volgens Israël geen wettige soevereine macht in die gebieden zou hebben bestaan. Israël noemt de gebieden niet "bezet" maar "betwist".[32] Soms wordt een buitenpost door Israël zelf bedreigd met ontmanteling, maar wordt deze na verloop van tijd toch gelegaliseerd, ondanks uitspraken van het Hooggerechtshof; die worden soms jaren vooruitgeschoven of slechts ten dele of helemaal niet uitgevoerd, en vervolgens op dezelfde plek weer opgebouwd.[33][34][35]

In 1970 had Israël honderden dunam tot 'staatsgrond' verklaard en de zich hierop bevindende Palestijnse woningen verwoest om er de nederzetting Ofra op te bouwen,[36]

Amona, outpost bij Ofra, 2013

In 1976 verklaarde de toenmalige Israëlische minister-president Yitzhak Rabin dat voortzetting van vestiging van nederzettingen tot Apartheid zou kunnen leiden. Hij duidde de Joods fundamentalistische organisatie voor nederzettingen Goesj Emoeniem/Gush Emunim aan als "een kanker in het maatschappelijk en democratisch weefsel van de staat Israël".[37] Binnen Gush Emunim werd in 1976 een kleinere kolonistenorganisatie opgericht: Amana, die in de jaren daarna uitgroeide tot een grote organisatie met vertegenwoordigers in de VS en Europa.

In 1977 won de Likoedpartij de verkiezingen van de Arbeidspartij van Rabin. De zionistisch georiënteerde Likoed had reeds voor de verkiezingen verklaard dat de gehele Westelijke Jordaanoever (door hen 'district Judea en Samaria' genoemd), aan het Joodse volk toebehoort. De nieuwe premier Menachem Begin betuigde zijn steun voor uitbreiding van de nederzettingen, ondanks het feit dat dit internationaal als illegaal wordt aangemerkt en er privaat Palestijns land voor wordt geconfisqueerd. De samenwerkende 'Governement-World Zionist Organisation Settlement Affairs Committee' besloot de, tot dan toe gedoogde Gush Emunim nederzettingen Ma'ale Adumim, Ofra (dat bijna geheel op privaat Palestijns land is gebouwd[38]) en Elon Moreh (ten noordoosten van Nablus) een officiële status te geven.

In september van dat jaar kondigde de nieuwe minister van Landbouw en hoofd van de Israëlische Land Administratie Ariel Sharon zijn plan aan om binnen 20 jaar meer dan een miljoen Joden op de Westelijke Jordaanoever te huisvesten. Het plan omvatte infrastructuur, woningen, en landverwerving vanuit Jeruzalem en de Jordaanvallei en richting de hoger gelegen gebieden. Het kwam overeen met het ‘Master Plan voor Judea en Samaria’ van het Land Settlement Department van de Jewish Agency for Israel.[39]

In augustus 1984 waren er reeds 113 nederzettingen gesticht, verspreid over de Westelijke Jordaanoever. Er woonden op dat moment -de uitbreidingen van Oost-Jeruzalem niet meegerekend- reeds 46.000 Joodse kolonisten. Volgens plan zouden er per jaar 15.000 woningen voor kolonisten bijgebouwd worden.

Door de Israëlische politiek, met name onder leiding van premier Netanyahu, is het aantal nederzettingen rond en in de Palestijnse steden op de Westelijke Jordaanoever sterk uitgebreid, en is de verwoesting van Palestijnse huizen (ook in Israël zelf), de deportatie van Bedoeïenen in Israël en in Palestina, grondonteigening en annexatie van grondgebied in versneld tempo toegenomen.[40]

Geweld en vernielingen door kolonisten

Een groep van of 25 kolonisten uit de nederzetting Yitzhar, ten zuiden van Nablus vernielde 97 olijfbomen in het dorp Burin op 12 november 2009
'Price tags' op een Palestijns huis buiten de nederzetting Ma'ale Levona. "Joden wordt wakker!", "Dood aan de Arabieren", "Wraak!" (31 January 2014)

Sinds de stichting van nederzettingen, na 1967, wordt er door kolonisten veel geweld gebruikt tegen de Palestijnse bevolking.[41]

Sinds de bouw van nederzettingen worden Palestijnse inwoners van omliggende dorpen in hun levensonderhoud en bewegingsvrijheid door de kolonisten belemmerd en bedreigd. Hulporganisaties, waaronder Oxfam Novib, stellen op basis van eigen onderzoek dat Joodse kolonisten alleen al in 2011 7500 olijfbomen van Palestijnse boeren vernield hebben (pas na vijf jaar begint deze boom vruchten te dragen). Tienduizenden Palestijnse families zijn voor hun inkomen afhankelijk van de opbrengst ervan in het oogstseizoen. Boeren worden echter weerhouden om naar hun landbouwgrond te gaan en oogsten worden geroofd. Tussen 2005 en 2011 zijn door Yesh Din 688 gevallen geregistreerd van kolonistengeweld tegen Palestijnen. In negen van de tien gevallen zou het niet zijn gekomen van een aanklacht tegen de verdachten.[42]

Agressie van de religieus zionistische kolonisten uit zich onder meer in het plaatsen van outposts (buitenposten van nederzettingen) op Palestijns grondgebied, en het vernielen van olijfboomgaarden en stelen van olijven[43][44], brandstichting[45][46], gooien van stenen, molestaties en toenemend gewapend geweld. Dit is voornamelijk gericht tegen Israëlische Arabieren, Palestijnen en linkse organisaties.[47] Vaak gaat dit gepaard met discriminerende leuzen, die als graffiti, bedoeld als 'price tags' (prijskaartjes) op Palestijnse huizen worden geklad. Israëlische militairen grijpen bij dergelijke acties van de kant van de kolonisten niet of nauwelijks in.[48]

Het wordt ook als pressiemiddel tegen de regering gebruikt om deze te dwingen af te zien van concessies aangaande de bouw van nederzettingen. De daders, die vaak wel bekend zijn, ontsnappen of worden in de meeste gevallen na arrestatie en verhoor weer vrijgelaten.[49]

Een groot aantal van deze ultra-nationalistische kolonisten die ook door veel Israëliërs als terroristen worden gezien, is sinds 1967 door immigratie vanuit de Verenigde Staten in deze nederzettingen komen wonen en volgelingen zijn van Meir Kakane.[50] Het bloedbad van Hebron (1994), aangericht door de Amerikaans-Israëlische Baruch Goldstein werd door de toenmalige premier Yitzhak Rabin fel veroordeeld. Hijzelf werd niet lang daarna door een religieuze zionist gedood.

Internationale en nationale vrijwilligers en activisten zetten zich in om Palestijnen en hun leefgebied tegen dit geweld te beschermen en voor hun rechten op te komen; vaak met gevaar voor eigen leven. Zo werd op 23 oktober 2015, nadat Netanyahu de bouw van de nederzetting Itamar bij Nablus had goedgekeurd, rabbijn Arik Ascherman, voorzitter van de organisatie 'Rabbi's voor Human Rights' (RHR), door een kolonist met een mes aangevallen terwijl hij ter bescherming Palestijnse boeren bij hun olijfoogst vergezelde[51]

Versnelling van de bouw

Op 21 oktober 2015 keurde premier Benjamin Netanyahu (tijdens de 34e regering van Israël) met terugwerkende kracht een stedelijk bouwplan voor de nederzetting Itamar bij Nablus goed en op 29 oktober nog eens voor drie nederzettingen, die al jarenlang als illegaal waren beoordeeld[52]

In september 2016 erkende Israël dat er bij vergissing stukjes particuliere Palestijnse grond van totaal 45 dunam waren onteigend voor de nederzetting Ofra (tussen Jeruzalem en Nablus) en dat deze teruggegeven zouden moeten worden aan de eigenaars.[53]

De illegale buitenpost Amona bij de nederzetting Ofra moest op last van het Israëlische Hooggerechtshof eind december 2016 ontruimd zijn. Deze beslissing was genomen in december 2014, na herhaaldelijk uitstel ervan sinds 2012. De Palestijnse eigenaars van de grond moesten ook schadevergoeding krijgen van de kolonisten.[54] Begin oktober 2016 maakte premier Benjamin Netanyahu, gesteund door de rechtse partijen, bekend dat hij van plan was om Amona te legaliseren en een nieuwe nederzetting te bouwen voor de 'bewoners' ervan.[55]

Nadat president Barack Obama Netanyahu het verwijt had gemaakt dat hij hiermee afspraken met de V.S. had gebroken verklaarde de Israëlische minister voor Diaspora-aangelegenheden en Onderwijs Naftali Bennett op 6 oktober dat 'de Westelijke Jordaanoever nú geannexeerd moest worden' [56] Burgemeester Nir Barkat van Jeruzalem dreigde in november 2016 met het verwoesten van honderden of duizenden Palestijnse huizen in Oost-Jeruzalem als de buitenpost Amona geëvacueerd werd.[57]

Op 5 december 2016 ging de Israëlische Knesset in principe akkoord met een wetsvoorstel dat Joodse nederzettingen op Palestijnse privégrond legaliseert.[58]

Eind januari 2017 besloot Israël tot de bouw van ongeveer 3000 woningen in de nederzettingen rond Jeruzalem, nadat daarvoor een wet was aangenomen.[59][60] Op 1 februari 2017 is door Israël begonnen met de ontruiming van Amona.[61] Intussen werkte het Kabinet-Netanyahu IV, met de ministers Ayelet Shaked en Naftali Bennett, aan een wetsvoorstel om de buitenpost Amona te legaliseren.[62]

Op 6 februari 2017 werd in de Knesset door Naftali Bennett en Ayelet Shaked de nieuwe wet doorgevoerd, de 'Settlement Regularisation Law', die Israël het recht geeft om Palestijnen hun bezittingen en land af te nemen ten bate van de nederzettingen.[63][64][65]

Handel met de nederzettingen

In maart 2016 sprak de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties wederom zijn zorgen uit over de mensenrechtensituatie in de door Israël bezette gebieden tengevolge van Israëls nederzettingenpolitiek. Daarbij brachten ze eerdere verklaringen in herinnering en riepen Israël op zich als bezettingsmacht te houden aan zijn wettelijke verplichtingen zoals die op 9 juli 2004 door het Internationaal Gerechtshof waren geformuleerd en in resoluties waren vastgelegd. Tevens riepen zij alle staten op om zich te houden aan de 'richtlijnen van handel en mensenrechten' (Guiding Principles on Business and Human Rights) van juni 2011.[66] en aan internationale wetten en normen, en om hun ondernemingen erop te wijzen alle daarvoor nodige maatregelen te nemen. En wel, om te vermijden dat ze bijdragen aan de vestiging of in standhouden van Israëlische nederzettingen of de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in bezet Palestijns gebied.[67][68]

Op 12 november 2019 stelde het Europese Hof van Justitie dat de Europese landen bij handel met Israël op de etiketten van de producten duidelijk de herkomst moeten vermelden. Consumenten krijgen daarmee informatie over de herkomst zodat ze weten of ze van de Israëlische nederzettingen afkomstig zijn. Het Europese Hof onderstreepte dat de nederzettingen concrete uitingen zijn van de politiek van een staat om de eigen bevolking over te brengen buiten zijn territorium, wat in strijd is met de regels van algemeen internationaal mensenrecht.[69][70]

Kinderarbeid

In april 2015 bracht Human Rights Watch een rapport 'Ripe for Abus' uit over arbeid door Palestijnse kinderen in de agrarische industrie van de Israëlische nederzettingen. Op arbeid in bezet gebied en in de nederzettingen worden de gangbare arbeidswetten en -regels van Israël niet toegepast. Door Israëlische maatregelen en beperkingen om te kunnen werken kunnen Palestijnen vaak niet voldoende inkomsten verwerven. Kinderen moeten dan vaak meehelpen en worden, soms nog maar 11 jaar oud, door kolonisten gebruikt als goedkope arbeidskrachten in de nederzettingen. Ze werken veelal in omstandigheden waarbij ze blootgesteld worden aan pesticiden, onvoldoende bescherming en extreme hitte. Een schoolopleiding schiet er vaak bij in. Volgens internationaal recht is economische exploitatie van kinderen een schending van mensenrechten.[71]

Lijst van nederzettingen

Kaartje met de grootste Israëlische nederzettingen in 2005

(Hoewel de lijst lang niet volledig is, en het aantal nederzettingen zich blijft uitbreiden.)[72] Enkele nederzettingen:

Enkele van de grootste:

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.