wan

Niet te verwarren met: WAN

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wan    (hulp, bestand)
  • IPA: /wɑn/
Woordafbreking
  • wan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wan wannen
verkleinwoord wannetje wannetjes

Zelfstandig naamwoord

[A] wan v/m

  1. (landbouw) ondiepe gevlochten bak om koren te zuiveren van kaf en stro
  2. (landbouw) apparaat om koren te zuiveren van kaf en stro
  3. (techniek) blaasbalg van een smidse
  4. reservoir van sommige soorten ovens
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
wannen

[A] wan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wannen
    • Ik wan. 
  2. gebiedende wijs van wannen
    • Wan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wannen
    • Wan je? 
stellend
onverbogen wan
verbogen wanne
partitief wans

Bijvoeglijk naamwoord

[B] wan

  1. (verouderd) gebrekkig, schadelijk, slecht, verkeerd
  2. (verouderd) niet naar behoren gevuld, aangebroken of leeg
Synoniemen
Opmerkingen
  • Vooral nog gangbaar als eerste deel van samenstellingen. Deze moeten worden onderscheiden van de samenstellingen met "wan" zn of ww volgens etymologie [A]. Omdat het bijvoeglijk naamwoord in het hedendaags Nederlands niet meer gangbaar is, wordt soms ook wel van het voorvoegsel "wan-" gesproken. Dit vormt vooral samenstellingen met zelfstandige naamwoorden, zoals "mis-" vooral samenstellingen met werkwoorden vormt en het echte voorvoegsel on- afleidingen van bijvoeglijke naamwoorden maakt, allemaal met een negatieve betekenis. Het voorvoegsel dys- heeft een vergelijkbare betekenis bij woorden die oorspronkelijk uit het Latijn of Grieks komen.
Afgeleide begrippen
enkelvoud meervoud
naamwoord wan wannen
verkleinwoord wannetje wannetjes

Zelfstandig naamwoord

[B] wan o

  1. (bosbouw) (bouwkunde) minder bruikbare deel van een balk of plank dat bij het verzagen uit een stam niet glad en recht is gemaakt
  2. holte of oneffenheid in een stuk hout
  3. gaatje of lek
  4. stuk ijzer dat in het spongat van een vat kan worden gestoken zodat het vat met een touw dat aan het midden van het ijzer is bevestigd kan worden opgehesen
  5. (visserij) ruimte die in een gevulde ton vrijkomt als de vis door het zouten krimpt
Synoniemen
  • [1] wanhout, wankant, wanzijde

Gangbaarheid

  • Het woord wan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
31 %van de Nederlanders;
27 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Surinaams

Telwoord (srn)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500 1015
6 16 60 600 1018
7 17 70 700 1021
8 18 80 800 1024
9 19 90 900 1027
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Engelse one.

Hoofdtelwoord

wan

  1. één
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.