wanmand
Nederlands
![](../I/m/Wanmand.jpg)
1. Wanmand, met daarin wat graan.
Woordafbreking
- wan·mand
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wan ww en mand zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wanmand | wanmanden |
verkleinwoord | wanmandje | wanmandjes |
Zelfstandig naamwoord
wanmand m/v
- (landbouw) gevlochten schaal bestemd om graan te zuiveren van kaf door het in de wind op te werpen en weer op te vangen
- Mijn buurman stond op zijn zolder, mede aan de achterzij van zijn huis, met een groote wanmand voor 't open venster te schudden en te blazen. [2]
Gangbaarheid
- Het woord 'wanmand' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Cremer, J.J. Romantische werken. Deel III. (1878) D. Noothoven van Goor, Leiden; p. 224; geraadpleegd 2018-09-06
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.