visserij
Nederlands
Woordafbreking
- vis·se·rij
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van vissen met het achtervoegsel -erij of afgeleid van visser met het achtervoegsel -ij
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | visserij | visserijen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
visserij v
- het vangen van vis of andere organismen (weekdieren, schaaldieren, schelpdieren, zoogdieren, algen, zeewier) uit het water, al of niet als broodwinning
- In de visserij wordt al geëxperimenteerd met het gebruik van pingers.[1]
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. het vangen van vis, al of niet als broodwinning
|
Gangbaarheid
- Het woord visserij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'visserij' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.