wanbof
Nederlands
Woordafbreking
- wan·bof
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wan bn en bof zn , naamwoord van handeling wanboffen ww [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wanbof | wanboffen |
verkleinwoord | - | - |
Afgeleide begrippen
- wanboffer
Vertalingen
1.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wanboffen |
wanbof
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wanboffen
- Ik wanbof.
- gebiedende wijs van wanboffen
- Wanbof!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wanboffen
- Wanbof je?
Gangbaarheid
- Het woord wanbof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wanbof' herkend door:
7 % | van de Nederlanders; |
6 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.