landbouw
Nederlands
Woordafbreking
- land·bouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van land en bouw [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | landbouw | - |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
landbouw m
- (landbouw) het cultiveren van land voor het voortbrengen van voedsel en andere nuttige producten
- Er zijn drie beroepssectoren, namelijk de landbouw, de industrie en de diensten.[2]
Hyponiemen
- biolandbouw, zwerflandbouw
Afgeleide begrippen
|
Typische woordcombinaties
- biologische landbouw
Vertalingen
1. het cultiveren van land voor de voortbrengst van voedsel en andere nuttige producten
Gangbaarheid
- Het woord landbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'landbouw' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.