wangelovig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wangelovig    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwɑŋɣəˌlovəx/
Woordafbreking
  • wan·ge·lo·vig
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen wangelovigwangelovigerwangelovigst
verbogen wangelovigewangelovigerewangelovigste
partitief wangelovigswangelovigers-

Bijvoeglijk naamwoord

wangelovig

  1. iets voor waar aannemen dat niet juist is
    • By dit haar Heidendom zyn zy daarenboven by- en wangelovig geweest. Haaren voornaamsten Afgod is geweest Mercurius de Zoon van Majo, die zy zeer bemind en zeer hoog geëert hebben. [2]
  1. (verouderd) niet bereid iets voor waar aan te nemen
    • De almachtige Caesar, ijdel, trotsch, onvoorzichtig, wangeloovig, valt vóór 't standbeeld zijns vijands Pompeïus, doorstoken met den dolk van zijn zoon Brutus. [3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • wangelovigheid

Gangbaarheid

  • Het woord 'wangelovig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.