tocht

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tocht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘reis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord tocht tochten
verkleinwoord tochtje tochtjes

Zelfstandig naamwoord

tocht m

  1. (meestal ongewenste) luchtbeweging ontstaan door openingen
  2. het trekken of reizen
  3. een soort watergang, tochtsloot
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
tochten

tocht

  1. onpersoonlijke tegenwoordige tijd van tochten
vervoeging van
tochten

tocht

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van tochten
  2. gebiedende wijs van tochten

Gangbaarheid

  • Het woord tocht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.