fietstocht

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fiets·tocht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fietstocht fietstochten
verkleinwoord fietstochtje fietstochtjes

Zelfstandig naamwoord

fietstocht m

  1. een tocht gemaakt op de fiets
    • Gister hebben zij een fietstocht door Drenthe gemaakt. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fietstocht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.