tas

• Geluid:  tas    (hulp, bestand)
• IPA: /tɑs/

• tas

• In de betekenis van ‘stapel’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1] [2] [3]

tas v/m

1. een zak die men meeneemt om er zaken in te bergen die men bij zich wil hebben [4]
2. (België) een kopje [5]
3. (techniek)(gereedschap) een stalen blok dat op een aambeeld wordt geplaatst, of in een bankschroef wordt geklemd, om als een klein aambeeld te dienen [6]

1. • De tas heeft een tap (dikke stift) die in het schroodgat van een aambeeld past, zodat hij niet kan verschuiven. 

• [3] smeedgereedschap

• taspalm

• [3] aambeeld, ringhoorn, schroodgat,

tas

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tassen
   

   • Ik tas. 

2. gebiedende wijs van tassen
   

   • Tas! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tassen
   

   • Tas je? 

• Het woord tas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tas' herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

• Geluid:  tas    (hulp, bestand)
• IPA: /tɑ/

tas m

1. een opeenstapeling of opeenhoping van materiaal, voorwerpen, rommel etc.
2. (gereedschap) tas, een klein aambeeldje
3. (spreektaal) dik en lelijk meisje [1]

• [2] enclume

tas

1. (dierkunde) das

tas

1. die (dat), nominatief enk die verwijst naar een mannelijk woord

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

tas

1. bord

• Zie Wikipedia voor meer informatie.