tie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tie    (hulp, bestand)
  • IPA: /ti/
Woordafbreking
  • tie
Woordherkomst en -opbouw

Persoonlijk voornaamwoord

tie m

  1. (spreektaal) (informeel) een niet benadrukte vorm van hij, 3e persoon enkelvoud mannelijk
    • •Is tie niet mooi, 'k heb nog net een kunnen krijgen. [2]
    • •Als tie vloekt dan is tie rood
      Als tie sterft dan is tie dood
      Dan wordt ie in de grond gepoot
       [3]
Opmerkingen
  • Alleen gangbaar na een persoonsvorm of inleidend woord van een bijzin.
Schrijfwijzen
  • Om de uitspraak weer te geven wordt dit woord ook wel met het voorgaande woord aaneengeschreven of verbonden door een koppelteken waarbij in het laatste geval door -t- af te splitsen een relatie met ie wordt gelegd: "Istie niet mooi?", "Is-tie niet mooi?" of "Is-t-ie niet mooi?"
Synoniemen
  • die (na een persoonsvorm of inleidend woord bijzin eindigend op een stemhebbende klank)
  • ie (na persoonsvorm of inleidend woord bijzin)

Gangbaarheid

  • Het woord tie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
tie ties

Zelfstandig naamwoord

tie

  1. das
  2. verbinding
vervoeging
onbepaalde wijs to tie
he/she/it ties
verleden tijd tied
voltooid
deelwoord
tied
onvoltooid
deelwoord
tying
gebiedende wijs tie

Werkwoord

tie

  1. binden, vastmaken


Lets

 enkelvoudmeervoud
naamvalmvmv
nominatieftastietās
genitieftāstoto
datieftamtaitiemtām
accusatieftototostās
instrumentalisar toar toar tiemar tām
locatieftajā; tai; tanītajā; tai; tanītajos; tais; tanīstajās; tais; tanīs

Aanwijzend voornaamwoord

tie

  1. die, nominatief mv van tas dat verwijst naar een mannelijk woord
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.