bag

Nederlands
enkelvoud meervoud
naamwoord bag baggen
verkleinwoord bagje bagjes

Zelfstandig naamwoord

bag v/m

  1. juweel
  2. ring met steen

Deens
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse bak.

Bijwoord

bag

  1. achter

Voorzetsel

bag

  1. achter

Zelfstandig naamwoord

bag g

  1. achterwerk
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bag     bagen     bage     bagene  
genitief   bags     bagens     bages     bagenes  


Engels
Uitspraak
enkelvoud meervoud
bag bags

Zelfstandig naamwoord

bag

  1. zak
Hyponiemen


Zweeds
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • bag

Zelfstandig naamwoord

bag g

  1. tas
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bag     bagen     bagar     bagarna  
genitief   bags     bagens     bagars     bagarnas  
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.