eind

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  eind    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ɛɪ̯nt/, /æɪ̯nt/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ɛːnt/
    • (Limburg): /ɛɪ̯nd/
Woordafbreking
  • eind
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eind einden
verkleinwoord eindje eindjes

Zelfstandig naamwoord

eind o

  1. een afstand van beperkte lengte
    • Hij liep een eind en keerde dan weer terug. 
  1. een kort stukje
    • Ik maakte het pakje dicht met een eindje touw 
    • Het is nog maar een klein eindje lopen dan zijn we thuis. 
  1. daar waar iets ophoudt, het uiterste deel van iets
    • Het eind van het boek was heel spannend. 
  1. het moment dat iets ophoudt
    • Het eind van de film was erg voorspelbaar. 
  1. het laatste deel van iets
    • Ik ben eind juli geboren. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • eind goed, al goed
als iets goed afloopt dan zijn alle problemen die er geweest zijn vergeten.
  • aan het kortste eind trekken
een strijd verliezen
  • aan het langste eind trekken
een strijd winnen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord eind staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Werkwoord

vervoeging van
einden

eind

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van einden
    • Ik eind. 
  2. gebiedende wijs van einden
    • Eind! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van einden
    • Eind je? 


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord eind einde

Zelfstandig naamwoord

eind

  1. eind
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.