eind
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: eind (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ɛɪ̯nt/, /æɪ̯nt/
- (Vlaanderen, Brabant): /ɛːnt/
- (Limburg): /ɛɪ̯nd/
Woordafbreking
- eind
Zelfstandig naamwoord
eind o
- een afstand van beperkte lengte
- Hij liep een eind en keerde dan weer terug.
- een kort stukje
- Ik maakte het pakje dicht met een eindje touw
- Het is nog maar een klein eindje lopen dan zijn we thuis.
- daar waar iets ophoudt, het uiterste deel van iets
- Het eind van het boek was heel spannend.
- het moment dat iets ophoudt
- Het eind van de film was erg voorspelbaar.
- het laatste deel van iets
- Ik ben eind juli geboren.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- eind goed, al goed
als iets goed afloopt dan zijn alle problemen die er geweest zijn vergeten.
- aan het kortste eind trekken
een strijd verliezen
- aan het langste eind trekken
een strijd winnen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord eind staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'eind' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.