einde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: einde (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈɛɪ̯ndə/, /ˈæɪ̯ndə/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈɛːndə/
- (Limburg): /ˈɛɪ̯ndə/
Woordafbreking
- ein·de
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘laatste gedeelte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | einde | einden, eindes |
verkleinwoord | eindje | eindjes |
Zelfstandig naamwoord
einde o [2]
- het punt in ruimte of tijd waar iets ophoudt
- Aan het einde van de straat wacht er iemand op me.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- eindejaar, eindejaars, eindelings, eindeloos, einder, eindig
Uitdrukkingen en gezegden
- ten einde raad zijn
niet meer weten wat je moet doen
- iets of iemand het einde vinden
iets of iemand heel goed vinden
Vertalingen
1. het punt in ruimte of tijd waar iets ophoudt
Gangbaarheid
- Het woord einde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'einde' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.