rol

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rol    (hulp, bestand)
  • IPA: /rɔl/
Woordafbreking
  • rol
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘opgerold stuk’ voor het eerst aangetroffen in 1280 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord rol rollen
verkleinwoord rolletje rolletjes

Zelfstandig naamwoord

rol v/m

  1. cilindervormig voorwerp
  2. een rond een spil gewonden lange strook papier of stof
    • Ik heb nòg een rol van die zandgele stof. 
  1. een uitbeelding van een personage in een film of toneelstuk
    • Hij speelde de rol van Hendrik VI. 
  1. lijst, register
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • De rollen omkeren
wat de een normaal doet doet de ander nu en andersom
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
rollen

rol

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rollen
    • Ik rol. 
  2. gebiedende wijs van rollen
    • Rol! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rollen
    • Rol je? 

Gangbaarheid

  • Het woord rol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.