rolschaats

Rolschaatsen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rol·schaats
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘schaats op wieltjes’ voor het eerst aangetroffen in 1888 [1]
  • samenstelling van  rol ww  en  schaats  
enkelvoud meervoud
naamwoord rolschaats rolschaatsen
verkleinwoord rolschaatsje rolschaatsjes

Zelfstandig naamwoord

rolschaats v/m

  1. een onder de voet te binden stel wieltjes waarop men zich schaatsend voortbewegen kan
    • Hij deed zijn rolschaatsjes aan en ging met zijn vriendjes hockey spelen. 

Werkwoord

vervoeging van
rolschaatsen

rolschaats

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rolschaatsen
    • Ik rolschaats. 
  2. gebiedende wijs van rolschaatsen
    • Rolschaats! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rolschaatsen
    • Rolschaats je? 

Gangbaarheid

  • Het woord rolschaats staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.