hele

• Geluid:  hele    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈɦeː.lə/

• he·le

hele

1. verbogen vorm van de stellende trap van heel

hele

1. aanvoegende wijs van helen

• Het woord hele staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hele' herkend door:

• he·le

hele, g / o

1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van hel

hele, mv

1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van hel

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈhələ /

• he·le

• Werkwoord 1: afleiding van het Noorse zelfstandige naamwoord 1 hele
• Werkwoord 2: afleiding van het Noorse bijvoeglijke naamwoord hel
• Werkwoord 3: afkomstig van het Nederduitse werkwoord skjule
• Zelfstandig naamwoord 1: afleiding van het Noorse bijvoeglijke naamwoord hel
• Zelfstandig naamwoord 2: afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord héla

hele, m / v / o

1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van hel

hele, mv

1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van hel

• heile

Werkwoord 1:

hele

1. onovergankelijk, overgankelijk rijmen, rijpen

• rimfryse

Werkwoord 2:

hele

1. overgankelijk genezen
2. overgankelijk repareren

• [1]: lege
• [2]: utbedre

Werkwoord 3:

hele

1. overgankelijk helen, verkopen van gestolen goed

Zelfstandig naamwoord 1:

hele, o

1. eenheid, geheel

• helhet

Zelfstandig naamwoord 2:

hele, m / v

1. (meteorologie) rijm, rijp

• rim
• rimfrost

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈhələ /

• he·le

• Werkwoord 1 en zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord héla
• Werkwoord 2: afkomstig van het Nederduitse werkwoord helen

Werkwoord 1:

hele

1. rijmen, rijpen

• rime
• rimfryse

Werkwoord 2:

hele

1. overgankelijk helen, verkopen van gestolen goed

hele, v

1. (meteorologie) bevroren dauw, rijm, rijp

• rim
• rimfrost