geheel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·heel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘heel’ voor het eerst aangetroffen in 1236 [1]
  • afgeleid van heel met het voorvoegsel ge- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord geheel gehelen
verkleinwoord geheeltje geheeltjes

Zelfstandig naamwoord

geheel o

  1. alle delen zonder uitzondering
    • Het geheel is vaak meer dan de som van de delen. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • geheelheid, geheelonthoudend, geheelonthouder, geheelonthouding, geheelonthoudster
Uitdrukkingen en gezegden
  • Een goede gevel versiert het (gehele) huis
  • Een rotte appel in de mand maakt de gehele vrucht tot schand
  • Geeft men hem de vinger, dan neemt hij de gehele hand
Vertalingen
stellend
onverbogen geheel
verbogen gehele
partitief geheels

Bijvoeglijk naamwoord

geheel

  1. op alle delen zonder uitzondering betrekking hebbend
    • Wikimedia is nu in de gehele wereld bekend. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord geheel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.