dauw
![](../I/m/Dew_on_grass_closeup.jpg)
Dauw op het gras
Nederlands
Woordafbreking
- dauw
Zelfstandig naamwoord
dauw m
- condensatiedruppels gevormd op de grond door afkoeling van vochtige lucht
- Het grasveld was bedekt met dauw.
Afgeleide begrippen
- dauwbraam, dauwen, dauwnetel, dauwpunt, dauwtrappen, dauwworm
Uitdrukkingen en gezegden
- voor dag en dauw
heel vroeg in de ochtend
Vertalingen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dauwen |
dauw
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dauwen
- Ik dauw.
- gebiedende wijs van dauwen
- Dauw!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dauwen
- Dauw je?
Gangbaarheid
- Het woord dauw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dauw' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.