repareren
Nederlands
Woordafbreking
- re·pa·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘herstellen’ voor het eerst aangetroffen in 1520 [1]
- Naamwoord van handeling van het Franse réparer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
repareren |
repareerde |
gerepareerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
repareren
- overgankelijk iets weer in werkende staat brengen
- De auto was niet meer te repareren.
Vertalingen
1. iets weer in werkende staat brengen
Gangbaarheid
- Het woord repareren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'repareren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.