repareren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·pa·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘herstellen’ voor het eerst aangetroffen in 1520 [1]
  • Naamwoord van handeling van het Franse réparer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
repareren
repareerde
gerepareerd
zwak -d volledig

Werkwoord

repareren

  1. overgankelijk iets weer in werkende staat brengen
    • De auto was niet meer te repareren. 
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord repareren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.