heler

Niet te verwarren met: Hehler

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  heler    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhelər/
Woordafbreking
  • he·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord heler helers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

heler m

  1. iemand die bereid is om gestolen goederen op te kopen
    • Ook de heler werd gearresteerd. 
  1. (beroep) iemand die de gezondheid van anderen herstelt of althans behandelt
    • Hij stond wijd en zijd als heler bekend. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord heler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Deens

Woordafbreking
  • he·ler
Naar frequentie 12153

Werkwoord

heler

  1. tegenwoordige tijd van hele

Noors

Woordafbreking
  • he·ler
Naar frequentie 23964

Werkwoord

heler

  1. tegenwoordige tijd van hele

Zelfstandig naamwoord

heler, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van hele

Nynorsk

Woordafbreking
  • he·ler

Zelfstandig naamwoord

heler, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van hele
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.