verkopen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  verkopen    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /vərˈkopə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /vərˈkopə(n)/
Woordafbreking
  • ver·ko·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verkopen
verkocht
verkocht
zwak -cht volledig

Werkwoord

verkopen

  1. overgankelijk goederen tegen betaling aan een nieuwe eigenaar geven
    • Zij verkochten hun oude bank nadat zij een nieuwe hadden aangeschaft. 
  1. ditransitief iemand slaan
    • Ik verkocht hem een klap voor z'n kop. 
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • iets per opbod verkopen
veilen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

verkopen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord verkoop

Gangbaarheid

  • Het woord verkopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Nedersaksisch

Werkwoord

verkopen

  1. verkopen; goederen tegen betaling aan een nieuwe eigenaar geven


Veluws

Werkwoord

verkopen

  1. verkopen; goederen tegen betaling aan een nieuwe eigenaar geven
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.