heel
Nederlands
Woordafbreking
- heel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘ongeschonden, volledig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1220 [1]
|
|
stellend | |
---|---|
onverbogen | heel |
verbogen | hele |
partitief | heels |
Bijvoeglijk naamwoord
heel
- niet stuk, niet gebroken
- De vaas was gevallen maar toch heel gebleven.
- zonder uitzondering, in alle delen
- Dat is in de hele wereld het geval.
Vertalingen
1. niet stuk
Bijwoord
heel
- in hoge mate
- Het meisje is heel mooi.
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
helen |
heel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van helen
- Ik heel.
- gebiedende wijs van helen
- Heel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van helen
- Heel je?
Gangbaarheid
- Het woord heel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'heel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Achterhoeks
Engels
Oost-Fries
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.