ganzenboer
Nederlands
Woordafbreking
- gan·zen·boer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gans en boer met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ganzenboer | ganzenboeren |
verkleinwoord | ganzenboertje | ganzenboertjes |
Zelfstandig naamwoord
ganzenboer m
- De pluimveehouder was een ganzenboer.
Gangbaarheid
- Het woord 'ganzenboer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.