coca
Nederlands
Woordafbreking
- co·ca
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘bladeren van Peruaanse struik’ voor het eerst aangetroffen in 1564 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | coca | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
coca v/m
- (plantkunde) Erythroxylum coca
een plant die zijn oorsprong vindt in Zuid-Amerika en die groeit op grotere hoogte, waarvan een aftreksel van de bladeren in Zuid-Amerika, met name in Bolivia en Peru, gedronken als thee (mate), en gekauwd als middel tegen hoogteziekte en als stimulans voor arbeiders in de mijnbouw
Synoniemen
- coca-plant, koka
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord coca staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'coca' herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.