ganzenbord
Nederlands
Woordafbreking
- gan·zen·bord
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bordspel’ voor het eerst aangetroffen in 1621 [1]
- samenstelling van gans zn en bord zn met het invoegsel -en- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ganzenbord | ganzenborden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
ganzenbord o
- (spel) Bepaald gezelschapsspel, gespeeld met dobbelstenen en pionnen
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ganzenborden |
ganzenbord
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ganzenborden
- Ik ganzenbord.
- gebiedende wijs van ganzenborden
- Ganzenbord!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ganzenborden
- Ganzenbord je?
Gangbaarheid
- Het woord ganzenbord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ganzenbord' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.