vluchten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vluchten    (hulp, bestand)
  • IPA: /vlɵxtə(n)/
Woordafbreking
  • vluch·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘weggaan van gevaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vluchten
vluchtte
gevlucht
zwak -t volledig

Werkwoord

vluchten

  1. ergatief trachten te ontkomen aan dreigend gevaar
    • - De dieven vluchtten toen zij de politie de winkel binnen zagen komen. 
    • - Halverwege de oorlog deserteerden er iedere maand meer dan vijfduizend soldaten; sommige bleven gewoon ergens hangen tijdens de oneindig lange marsroutes, andere vluchtten zodra het vuur werd geopend. In mei 1864 — de maand waarin generaal Grant zijn opmars naar het zuiden begon en de maand van de Wildernis — waren er niet minder dan 5371 federale soldaten die het hazenpad kozen. Meer dan 170 verlieten iedere dag het strijdtoneel — zowel dienstplichtigen als vrijwilligers, ontmoedigd of vol heimwee, gedeprimeerd, verveeld, gedesillusioneerd, onbetaald of gewoonweg bang.[2] 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

vluchten mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vlucht

Gangbaarheid

  • Het woord vluchten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.