modder
Nederlands
Woordafbreking
- mod·der
Zelfstandig naamwoord
modder m [3]
- Haar laarzen waren helemaal besmeurd met modder.
- Albert kan zijn gezicht niet zien, het is met modder bespat. [4]
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
modderen |
modder
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van modderen
- Ik modder.
- gebiedende wijs van modderen
- Modder!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van modderen
- Modder je?
Gangbaarheid
- Het woord modder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'modder' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "modder" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- modder op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 20
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.