lauw
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: lauw (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /lʌʊ̯/
- (Vlaanderen, Brabant): /lʌː/
- (Limburg): /laʊ̯/
Woordafbreking
- lauw
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘tussen heet en koud’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | lauw | lauwer | lauwst |
verbogen | lauwe | lauwere | lauwste |
partitief | lauws | lauwers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
lauw
- een temperatuuraanduiding die tussen warm en koud ligt
- Hij vindt het niet lekker om zich met lauw water te wassen.
- (figuurlijk) weinig zeggend, onverschillig
- Een lauwe reactie.
Vertalingen
1. een temperatuuraanduiding die tussen warm en koud ligt
Gangbaarheid
- Het woord lauw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lauw' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.