high
Nederlands
Woordafbreking
- high
Woordherkomst en -opbouw
- van het Engels [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | high | higher | highst |
verbogen |
Bijvoeglijk naamwoord
high
- in een (euforische) toestand van veranderd bewustzijn verkeren (al dan niet door drugsgebruik) (-> high worden of high zijn)
- na urenlang mountainbiken in de bergen was hij helemaal high geworden
Gangbaarheid
- Het woord high staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'high' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.