delen
Nederlands
Woordafbreking
- de·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
delen |
deelde |
gedeeld |
zwak -d | volledig |
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
delen | gedeeld |
deel | delend |
deling | |
gedeelte |
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘verdelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
Werkwoord
delen
- overgankelijk samen met een ander gebruiken
- We delen een kamer.
- Wij deelden alle fooien eerlijk onder elkaar.
- Eerlijk zullen we alles delen.
- overgankelijk in meer dan één stuk snijden of hakken
- Het stuk koek werd gedeeld.
- overgankelijk (wiskunde) rekenkundige bewerking: het aantal bepalen dat een getal (het deeltal) groter is dan een ander getal (de deler)
- Hoeveel is 12 gedeeld door 3 ?
- iets aan iemand vertellen
- Hij deelde zijn gevoelens alleen maar met zijn vrouw.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. samen met een ander gebruiken
Zelfstandig naamwoord
delen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord deel
- gezaagde houten planken
- Een houten vloer van vurenhouten delen.
- gelijksoortige stukken (bestanddelen, afdelingen enz.) van een geheel (de stukken kunnen verschillen in grootte maar zijn gelijk van samenstelling)
- De vaas is in drie delen gevallen.
- onderdelen, waarbij verschillen in functie of samenstelling buiten beschouwing zijn gelaten
- In grote delen van de krijgsmacht heerst onrust, vooral bij de (het onderdeel) marine.
Gangbaarheid
- Het woord delen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'delen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Deens
Woordafbreking
- de·len
Noors
Woordafbreking
- de·len
Naar frequentie | 1952 |
---|
Nynorsk
Woordafbreking
- de·len
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.