deler

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·ler
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van delen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord deler delers
verkleinwoord delertje delertjes

Zelfstandig naamwoord

deler m [1]

  1. (wiskunde) getal waardoor men een ander getal (het deeltal) deelt, noemer in een breuk
  2. iemand die deelt
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord deler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Woordafbreking
  • de·ler

Werkwoord

deler

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van dele

Werkwoord

deler

  1. gebiedende wijs van delere

Zelfstandig naamwoord

deler, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van del

Zelfstandig naamwoord

deler, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van dele


Nynorsk

Woordafbreking
  • de·ler

Werkwoord

deler

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van dele
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.