deelbaar
Nederlands
Woordafbreking
- deel·baar
Woordherkomst en -opbouw
afleiding van naamwoord van handeling delen met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | deelbaar | deelbaarder | deelbaarst |
verbogen | deelbare | deelbaardere | deelbaarste |
partitief | deelbaars | deelbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
deelbaar
- dat iets in delen uit elkaar te halen is
- Atomen zijn deelbaar, ontdekten volhardende fysici tweeënhalf millennium later. En in een wonderschoon samenspel van theorie en experimenten lieten zij zien hóe. [1]
- (van getallen) a is deelbaar door b indien in de formule a/b=c c een geheel getal is.
- Het is géén wiskundige doorbraak, maar toch gaat het hart van de getallenliefhebber sneller kloppen als er een nieuw groot priemgetal wordt ontdekt. Nu is het weer zo ver: 2^74.207.281 – 1 is door geen enkel getal deelbaar, behalve door 1 en zichzelf. Het is daarmee het grootst bekende priemgetal tot nu toe. Uitgeschreven heeft het 22.338.618 cijfers, bijna vijf miljoen méér dan de vorige recordhouder uit januari 2013. [2]
- dat iets ook door anderen gebruikt kan worden
- Bezorgde ouders kunnen met de Fever Scout een innovatieve pleister plakken op de rug van hun kind waardoor zij 24 uur per dag de temperatuur van hun kroost in de gaten kunnen houden. De meetgegevens zijn direct digitaal deelbaar.[3]
Gangbaarheid
- Het woord deelbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'deelbaar' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Margriet van der Heijden NRC 20 september 2014
- Alex van den Brandhof NRC 20 januari 2016
- Jeroen Wester NRC 2 januari 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.