club
Nederlands
[1] logo van voetbalclub Feijenoord
![](../I/m/Chesterfield_club_chair.jpg)
clubfauteuil
![](../I/m/Morgan_Pressel_-_Flickr_-_Keith_Allison_(12).jpg)
[3] Vrouw met golfclub
Woordafbreking
- club
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vereniging’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1800 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | club | clubs |
verkleinwoord | clubje | clubjes |
Zelfstandig naamwoord
club m
- een besloten gemeenschap waarin de leden hun gemeenschappelijke belangen van niet economische aard behartigen
Verwante begrippen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een besloten gemeenschap waarin de leden hun gemeenschappelijke belangen...
Gangbaarheid
- Het woord club staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'club' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.