armelijk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·me·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van arm met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen armelijkarmelijkerarmelijkst
verbogen armelijkearmelijkerearmelijkste
partitief armelijksarmelijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

armelijk [1]

  1. op een armoedige bekrompen manier
    • In het fin de siècle was op de foto gaan nog iets bijzonders. Vrouwen houden hun hoed of hun schort (en hun hart) vast. De werkman oogt zelfverzekerd. Ze kijken onbevangen de lens in. Wat gebeurt daar? De foto’s zijn onweerstaanbaar, ook omdat ze beweren dat de jaren rond 1900 misschien armelijk maar toch idyllisch waren.[2] 
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord armelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
62 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Joyce Roodnat 16 november 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.