schamel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scha·mel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘armoedig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen schamelschamelerschamelst
verbogen schameleschamelereschamelste
partitief schamelsschamelers-

Bijvoeglijk naamwoord

schamel

  1. waarvoor men zich schaamt
    • Dit is toch een schamele vertoning. 
  1. gering in omvang
    • Ik heb een schamel bedrag bij elkaar gespaard. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schamel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.