haveloos

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·ve·loos
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘armoedig’ voor het eerst aangetroffen in 1677 [1]
  • afgeleid van have met het achtervoegsel -loos [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen havelooshavelozerhaveloost
verbogen havelozehavelozerehavelooste
partitief havelooshavelozers-

Bijvoeglijk naamwoord

haveloos

  1. slecht verzorgd, schamel, zonder bezittingen
    • De haveloze alcoholist was vroeger een succesvolle advocaat. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord haveloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.