Vestingwerken van Maastricht

De vestigingwerken van Maastricht zijn de vestingwerken of fortificaties van de Nederlands-Limburgse stad Maastricht, gebouwd over een periode van 1500 jaar om de stad en haar inwoners te beschermen tegen vijandige aanvallen.

De vestingwerken van Maastricht in het midden van de 18e eeuw (kopie van de maquette van Maastricht, Centre Céramique)

De stad is vanaf de Romeinse tijd tot na 1867 (toen de vestingstatus werd opgeheven) ommuurd en versterkt geweest. Door de eeuwen heen is er voortdurend gebouwd aan wallen, muren, poorten, torens, bastions en andere fortificaties. Grofweg kan men spreken over vier bouwperiodes: de Romeins-Keltische versterkingen, de vroegmiddeleeuwse versterkingen, de middeleeuwse stadsmuren en de 16e tot 19e-eeuwse buitenwerken. Eeuwenlang stond de vestingstad Maastricht bekend als het "bolwerk der Nederlanden", een vooruitgeschoven post van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.[1]

Hoewel in de 19e eeuw grote delen van de stadsmuren (inclusief alle stadspoorten, op één na) en buitenwerken zijn geslecht, vormen de overgebleven vestingwerken (in totaal ca. 150 objecten met 30.000 m2 muurwerk en 11 km gangenstelsels) een voor Europa unieke staalkaart van een versterkte stad door de eeuwen heen.[2]

Romeins-Keltische versterkingen

Archeologen hebben vlak bij het voormalige Kasteel Caestert op de Sint Pietersberg, op de grens van Nederland en België, restanten aangetroffen van een Romeins en/of Keltisch-Eburoons legerkamp uit de eerste eeuw voor Christus. Volgens sommigen zou dit het overwinteringskamp Atuatuca van Julius Caesar kunnen zijn, maar voor deze aanname is geen bewijs voorhanden.[3]

Rond het jaar 333 na Chr. werd in hartje stad, in het huidige Stokstraatkwartier, een laat-Romeinse versterking gebouwd met tien torens en twee poorten. Het Maastrichtse castellum (of castrum) bleef waarschijnlijk nog tot de Karolingische tijd in gebruik en diende voornamelijk om de oude Romeinse brug over de Maas, als onderdeel van de Via Belgica, te beschermen. In de 9e of 10e eeuw werd de muur tot vrijwel op de fundamenten afgebroken. Van de Romeins-Keltische versterkingen resteren thans slechts (ondergrondse) muurfragmenten en funderingen, onder andere in de Museumkelder Derlon en in de pandhof van de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek.[4]

Vroegmiddeleeuwse versterkingen

Karolingische versterking

Vroegmiddeleeuws Maastricht met op de linkeroever van de Maas het castellum en de versterking rondom het Sint-Servaascomplex en op de rechteroever de vicus Wyck

De laatste jaren wordt door een aantal historici getwijfeld aan de traditionele opvatting over de vroegmiddeleeuwse ontwikkeling van Maastricht. Deze ging uit van twee kernen (het laat-Romeinse castellum en het gebied rondom de Sint-Servaasabdij), die geleidelijk aan elkaar vast groeiden en pas aan het eind van de hoge middeleeuwen ommuurd werden.[5] Auteurs als Frans Theuws, Piet Leupen en Titus Panhuysen neigen thans naar een visie waarin het castellum een minder belangrijke rol krijgt toebedeeld en een versterkt Sint-Servaascomplex samen met een op de rechter Maasoever in Wyck (vicus) gelegen burgerlijk centrum de hoofdrollen spelen.

Theuws vermoedt dat de ronde uitstulping in de latere stadsmuur de plaats aangeeft van een 8e- of 9e-eeuwse wal of ringwalburg om de Sint-Servaasabdij. De aanwezigheid van een koninklijke palts in het versterkte gebied, wellicht in 1825 op de zuidoosthoek van het Vrijthof opgegraven, zou die theorie ondersteunen.[6] Verder bestaan er geen tastbare bewijzen voor de vermeende laat-Karolingische versterking.

Ottoonse muur

Volgens Jocundus, de 11e-eeuwse schrijver van de Actus Sancti Servatii (handelingen van Sint-Servaas), bouwde hertog Giselbert II omstreeks 930 in Maastricht een novum murum (nieuwe muur) rondom het monasterium (de Sint-Servaasabdij) en het imperatoris palatium (de keizerlijke palts). Giselbert was van 929 tot 938 hertog van Lotharingen en maakte, volgens Jocundus, van Maastricht zijn hoofdstad.[7] De hertogelijke palts van Giselbert en zijn opvolgers werd wellicht in 1988 opgegraven aan de noordzijde van het Vrijthof, achter het Generaalshuis. Daarentegen is van de Ottoonse muur nog niets teruggevonden, hoewel Theuws de mogelijkheid open houdt dat de in 1988 opgegraven fundamenten onder het Theater aan het Vrijthof geen palts maar restanten van een vroege stadsmuur betreffen.[8] Verder zou de middeleeuwse benaming Boichgraeve of Borchgraeve voor de (droge) gracht langs de muur aan de oostzijde van het Sint-Servaascomplex kunnen verwijzen naar een oudere (ring)burgwal op deze plaats.

Middeleeuwse stadsmuren

Eerste stadsomwalling

Eerste middeleeuwse stadsmuur met namen van poorten, torens en bolwerken op de linker Maasoever

In 1229 gaf de hertog van Brabant toestemming aan de Maastrichtenaren om een stenen muur ter bescherming van de stad te bouwen. Eerder was er al een aarden wal opgeworpen met daarop palissaden, maar deze was door de andere medeheer van het tweeherige Maastricht, de bisschop van Luik, verwoest (zie Beleg van Maastricht, 1204). De in het tweede kwart van de 13e eeuw gebouwde muur bestond uit kolenzandsteen en strekte zich uit over een lengte van ongeveer 2,5 kilometer en was 6 à 8 meter hoog.[9] Het riviertje de Jeker fungeerde als zuidelijke stadsgracht.

De eerste omwalling telde op de linker Maasoever 13 poorten, 6 Maaspoorten en 7 'landpoorten', waarbij de kleinere doorgangen (poternes) en waterpoorten niet zijn meegerekend. De Maaspoorten zijn allemaal gesloopt. Van noord naar zuid: de Veerlinxpoort, de Molenpoort, de Jodenpoort, de Schuttenpoort, de Visserspoort (later vervangen door de Batpoort) en de Onze-Lieve-Vrouwepoort. Van de landpoorten is alleen de Helpoort overgebleven. Kloksgewijs vanaf de Helpoort: de Minderbroederspoort, de Looierspoort, de Lenculenpoort, de Tweebergenpoort, de Gevangenpoort en de Leugenpoort.

Van de eerste middeleeuwse stadswal resteren verder de Onze-Lieve-Vrouwewal en Jekertoren langs de Maas, een tweetal grotere muurfragmenten aan het Lang en Klein Grachtje in het Jekerkwartier, de zogenaamde Boichgraevemuur achter het Sint Servaasklooster, een stuk muur aan de Preekherengang en enkele kleinere muurfragmenten elders in de stad. Ook de straatnamen Grote Gracht en Kleine Gracht herinneren aan verdwenen delen van de oudste middeleeuwse muur.[10]

Tweede stadsomwalling

Tweede middeleeuwse stadsmuur met namen van poorten, torens en bolwerken op de linker Maasoever

Langs de uitvalswegen ontstond lintbebouwing, die een obstakel vormde voor de verdediging van de stad. Vooral aan de noordzijde was in het Boschstraatkwartier omstreeks het midden van de 14e eeuw een volkrijke buurt ontstaan, waar met name veel lakenwevers woonden. Vanaf ca. 1375 werden deze 'voorsteden' met een nieuwe stenen muur ingesloten.[11] Met de bouw van de tweede middeleeuwse muur op de westelijke Maasoever verviervoudigde de oppervlakte van de ommuurde stad. De muur had op de linker Maasoever een lengte van 3575 m en een hoogte variërend van 6 tot 9 m.[12] Er bevonden zich ongeveer 40 waltorens en vijf stadspoorten: de Boschpoort, de Lindenkruispoort (na 1676 door een aarden wal vrijwel ontoegankelijk geworden[13]), de Brusselsepoort, de Tongersepoort en de Sint-Pieterspoort. De oude Onze-Lieve-Vrouwepoort en de Veerlinxpoort boden toegang tot de Maaskade. De eerste stadsmuur bleef als reserve-verdedigingsgordel gehandhaafd. In het gebied tussen de eerste en tweede muur vestigden zich enkele kloosters. De 14e-eeuwse stadspoorten werden na het opheffen van de vestingstatus in 1867 allemaal gesloopt. Van de tweede middeleeuwse omwalling resteert thans nog in het Stadspark een flink stuk van de zuidelijke stadsmuur met enkele (deels gereconstrueerde) torens en de waterpoort De Reek.[14]

Uitbreiding Nieuwstad

De tweede stadsomwalling omsloot in eerste instantie niet de Nieuwstad, het bewoonde gebied gelegen buiten de Helpoort. Eind 15e eeuw werden hier twee aarden bolwerken met een gracht opgeworpen.[15] Rond 1515 werden de aarden fortificaties vervangen door stenen rondelen, De Drie Duiven en Haet ende Nijt.[16] Rond 1550 werden er kazematten in de rondelen gerealiseerd, waar geschut kon worden opgesteld.[17] Na het Verraad van Maastricht (1638) kreeg De Drie Duiven de nieuwe benaming De Vijf Koppen, naar de afgehakte hoofden die hier op een staak waren tentoongesteld. De Poort Waerachtig is geen middeleeuwse stadspoort, maar een 19e-eeuwse doorbraak in neogotische stijl, bedoeld om de verkeersdoorstroming naar de Nieuwstad te verbeteren.[18]

Middeleeuwse stadsmuur van Wyck met namen van poorten, torens en bolwerken

Wycker stadsomwalling

In het oostelijk stadsdeel Wyck liep de bouw van de stadsmuur niet geheel parallel met die aan de andere kant van de Maas. Waarschijnlijk werd Wyck pas rond 1300 ommuurd. De laat-14e-eeuwse uitbreiding was aan deze kant van de Maas ook veel geringer. De twee stadspoorten van Wyck waren de Sint-Maartenspoort en de Duitse of AkerPoort. Eerstgenoemde poort werd diverse malen verplaatst om de veiligheid aan de noordoostkant te vergroten.

Het Wycker Waterpoortje, de Maaspunttoren en een deel van de Maaskade (Oeverwal en Stenenwal) zijn de enige zichtbare overblijfselen van de Wycker stadsmuur. In het plaveisel van de Avenue Céramique zijn de contouren van het Parmabastion aangebracht.[18]

Buitenwerken

De buitenwerken van Maastricht

Aan het einde van de middeleeuwen ontwikkelde de oorlogsvoering zich in versneld tempo en boden de muren op den duur geen weerstand meer tegen het zwaardere geschut. Vanaf de 16e eeuw werden om die reden buiten de stadsmuren buitenwerken aangelegd, die de vijandelijke beschietingen op afstand moesten houden. Vooral in de 17e en 18e eeuw breidde de gordel van bastions, hoornwerken, kroonwerken, lunetten, ravelijnen, kazematten en natte en droge grachten steeds verder uit en werden ten slotte twee forten op de heuvels buiten de stad aangelegd. Van de oorspronkelijke 255 hectare buitenwerken is momenteel nog zo'n 79 hectare over.[19]

Sleutels vestingwerken

De buitenwerken langs de Maas, op de Maaseilanden en op de Wycker oever waren allemaal "natte werken", waarbij het Maaswater een grote rol speelde. Al deze werken zijn gesloopt, evenals die in het voormalige inundatiegebied De Kommen aan de zuidrand van de stad. Op de linkeroever lagen zowel "droge" als "natte werken", meestal aangeduid als Hoge en Lage Fronten. Tot de eerstgenoemde categorie behoren de Linie van Du Moulin, het Waldeckbastion en de goed bewaard gebleven ondergrondse verdedigingswerken (in Maastricht "kazematten" genoemd). Van de Lage Fronten zijn aan de noordzijde van de stad nog belangrijke delen over in de Nieuwe Bossche Fronten. De meeste, nog bestaande buitenwerken zijn opgenomen in een tweetal parken, het Frontenpark en het Waldeckpark. De twee bewaard gebleven forten, Fort Sint Pieter en Fort Willem I, zijn eveneens onderdeel van natuurgebieden.[20]

Stichtingen en verenigingen

In 1976 werd Stichting Maastricht Vestingstad (SMV) opgericht, die zich ten doel stelt de voor Nederland unieke vestingwerken te onderzoeken, behouden en restaureren. De SMV werkt nauw samen met de landelijk opererende Stichting Menno van Coehoorn. Met de hulp van een groot aantal vrijwilligers inventariseert en documenteert de stichting alles wat met de Maastrichtse vesting te maken heeft, begeleidt de restauratie van de vestingwerken, onderhoudt contacten met overheden en andere instanties, verzorgt diverse publicaties (o.a. het tijdschrift Om de Vesting), lezingen en exposities, biedt rondleidingen door de vestingwerken aan, en bemant een eigen informatiecentrum in de Helpoort. De werkgroep kazematten houdt zich speciaal bezig met het ondergrondse verdedigingsstelsel. Een andere werkgroep houdt zich bezig met het bouwen en bedienen van kanonnen en mortieren.[21]

De Stichting Maastricht 1867 werd in 1999 opgericht. Deze stelt zich ten doel om, in navolging van de 18e-eeuwse maquette van Maastricht, een schaalmodel te bouwen van de stad en vestingwerken, zoals die in 1867 bestonden. Het jaar 1867 is gekozen omdat toen de vestingstatus van Maastricht werd opgeheven en men spoedig daarna met de slechting van grote delen van de vesting begon. De schaal is 1:500. De deelmaquettes van de Nieuwe Bossche Fronten (2002), het zuidelijk inundatiegebied en het Fort Sint-Pieter (2003) behoorden bij de eerste onderdelen die opgeleverd werden.[22]

Andere verenigingen en instellingen die zich bezighouden met het verleden van Maastricht als vesting- en garnizoensstad, zijn de werkgroep Schuilen in Maastricht (met een klein museum over schuilkelders in de caponnière van bastion Wilcke), de Vereniging Historische Artillerie Maastricht (opgericht in 2004 en gevestigd in de kazemat van bastion A), het Meestreechs Rizzjemint (opgericht in 1988 en gespecialiseerd in het ceremonieel wachtlopen), en de Maestrichtsche Dienstdoende Stadsschutterij 1815 (een historische schutterij, die in 1982 werd heropgericht).[23]

Zie ook

Zie de categorie Fortifications of Maastricht van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.