Regering-Pierlot IV

De regering-Pierlot IV was de Belgische regering in ballingschap in Londen van 28 mei 1940 (eigenlijk vanaf 31 oktober 1940) tot 21 september 1944.

Regering-Pierlot vanaf 10 mei 1940

Hubert Pierlot en zijn regering kwamen in mei 1940 in scherp conflict met koning Leopold III, toen deze weigerde de regering naar het buitenland te volgen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het laatste overleg vond plaats op 25 mei in het kasteel van Wijnendale.

Pierlot nam geen verantwoordelijkheid voor de houding van de koning en werd hierin bijgetreden door de voltallige regering, door de drie ministers van staat die de regering waren gevolgd en door de voorzitters van Kamer en Senaat. Nadat de capitulatie een feit was, werd de koning voorwerp van verwijten. Naast de uitzinnige uitspraken van de Franse eerste minister, sprak Pierlot op 28 middag in de namiddag voor de Franse radio. De koning was fout en de grondwet was geschonden, zo verklaarde hij. Pierlot verweet de koning niet de wapens te hebben neergelegd, maar wel de weg te openen naar besprekingen en onderhandelingen met de vijand.

De constitutionele situatie van de koning werd nu door de regering vastgelegd. De onmogelijkheid van de koning om verder te regeren werd vastgesteld, net zoals die om de verenigde kamers samen te roepen en een regent aan te stellen. De regering nam de volledige verantwoordelijkheid van de uitvoerende macht op zich.

Op 31 mei riep de regering de Kamerleden en senatoren, die zich in Frankrijk bevonden, bijeen in Limoges. Na toespraken vanwege de regering, gaven de aanwezige parlementsleden hun instemming met de regeringsbeslissingen. Ook al had de vergadering slechts een officieuze betekenis, aangezien het quorum op verre na niet bereikt was en dus geen wettelijk bindende beslissingen konden genomen worden, was het een moreel belangrijke genoegdoening voor de regering.

Tot 22 juni kon de regering nog hopen dat de strijd, samen met Frankrijk, zou worden verder gezet. Maar toen ook de Fransen een wapenstilstand aanvroegen, werd de Belgische regering zeer onzeker. De voornaamste ministers verbleven achtereenvolgens in Bordeaux, Poitiers, Vichy en Sauveterre-de-Guyenne.

Een van de ministers, Marcel-Henri Jaspar, vertrok al op 18 juni naar Engeland en riep daar op eigen houtje, naar het voorbeeld van generaal Charles de Gaulle, in een radiotoespraak op 23 juni uit de strijd te zullen verderzetten. Zijn collega's waren het daar niet mee eens en omdat hij op eigen houtje en zonder akkoord binnen de regering had gehandeld, werd hij uit de regering gezet.

Minister van Koloniën Albert de Vleeschauwer vertrok naar Portugal en was vanaf 9 juli in Engeland, met de regeringsopdracht om verder de Belgische kolonies te besturen. Minister van Financiën Camille Gutt vertrok in augustus naar Londen, van waaruit hij zijn collega's aanspoorde hetzelfde te doen.

Kort na de Franse capitulatie ondernam de in Frankrijk verblijvende regering een eerste poging tot onderhandeling over een afzonderlijke vrede met Duitsland. Hun poging om de goedkeuring van de vorst hiervoor te bekomen, mislukte. Op 26 juni liet de regering door de Belgische diplomaat burggraaf Joseph Berryer een brief aan Leopold overbrengen, waarin zij haar ontslag voorstelde zodra de vorst dat wenselijk achtte om een nieuwe regering te vormen. In dezelfde brief had eerste minister Pierlot het over twee dringende zaken die dienden te worden behandeld, een ervan was met de Duitsers de voorwaarden (te) bespreken van een wapenstilstand of een overeenkomst betreffende België. De koning gaf geen gevolg. Nadat Frankrijk op 22 juni in Compiègne een wapenstilstand met nazi-Duitsland had ondertekend, besloot Pierlot het lot van België aan dat van Frankrijk te koppelen: opnieuw werd contact gezocht (nu rechtstreeks) met de nazi-leiding. Deze weigerde te onderhandelen met Pierlot en co. Van toen af verkeerden de leden van de Belgische regering in een staat van volkomen moedeloosheid en defaitisme.

Juli en augustus gingen voorbij in discussies en disputen. Een meerderheid van ministers was van oordeel dat de strijd gestreden was. Uiteindelijk lieten Pierlot en Spaak zich toch overtuigen om naar Londen te vertrekken en de strijd verder te zetten. Ze vertrokken voor een avontuurlijke reis doorheen Spanje en Portugal om uiteindelijk op 22 oktober in Londen aan te komen. De aanwezigheid van België aan de zijde van de geallieerden was hierdoor verzekerd, de breuk met de koning volledig.

De aankomst van Pierlot en Spaak kwam net op tijd om te verhinderen dat een groep linkse en republikeinse Belgische vluchtelingen een regering zou hebben gevormd, onder de leiding van Camille Huysmans, die door de Britse regering zou erkend zijn.

Eens ze in Londen waren, haastten ze zich om hun uitspraken van weleer (Belgiës lot aan Frankrijk te verbinden, plicht tegenover garanten vervuld ...) te doen vergeten en definitief de zijde van de geallieerden te kiezen.

In Londen

De regering kwam bijeen in Eaton Square 105.

In augustus vertrokken, kwamen Pierlot en Spaak einde oktober in Londen aan en op 31 oktober besliste het vier man sterke team dat ze nog steeds de wettelijke regering waren die op 3 september 1939 het vertrouwen van de Kamer had gekregen.

Met een lichtjes aangevulde bezetting (drie in Londen aangekomen ministers die tot de regering-Pierlot hadden behoord), maar met het behoud van de vier eerste titularissen, bleef dit de door de andere geallieerde mogendheden erkende Belgische regering in ballingschap, tot aan de terugkeer naar België op 8 september 1944 waar ze als de enige wettelijke regering erkend werd. Ze nam ontslag op 21 september en de vorming van een vierledige regering-Pierlot V (katholieken-socialisten-liberalen-communisten) op 27 september 1944. De wijzigingen in de samenstelling van de Londense regering werden telkens bij regeringsbesluit genomen en gepubliceerd in het in Londen gedrukte Belgisch Staatsblad.

Samenstelling

Gedurende het grootste deel van de oorlog bestond de regering uit vier ministers. Tegen het einde van de oorlog waren het er zeven. Zowel voor als na de aankomst van drie ministers en de benoeming van onderstaatssecretarissen werden heel wat wijzigingen beslist in de door elk van de ministers beheerde portefeuilles.

Minister Naam Partij
Eerste minister, Onderwijs, Landsverdediging en alle niet vermelde departementen (31/10/1940 - 27/09/1944) Hubert Pierlot Katholieke Partij
Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel, Voorlichting en Propaganda (31/10/1940 - 27/09/1944) Paul-Henri Spaak BWP
Financiën, Economische Zaken en Landsverdediging (31/10/1940 - 27/09/1944) Camille Gutt technicus
Koloniën en Justitie (31/10/1940 - 27/09/1944) Albert de Vleeschauwer Katholieke Partij
Justitie, Voorlichting en Propaganda (2/10/1942 - 27/09/1944) Antoine Delfosse Katholieke Partij
Binnenlandse Zaken en Landbouw (6/04/1943 - 27/09/1944) August De Schryver Katholieke Partij
Openbare Werken (6/04/1943 - 27/09/1944) August Balthazar BWP

Onderstaatssecretarissen

Eerste minister Pierlot, zeer legalistisch ingesteld, wilde geen ministers benoemen die niet tot zijn vooroorlogse regering hadden behoord. Aangezien de activiteiten toenamen, werd de formule gekozen van onderstaatssecretarissen die, onder de verantwoordelijkheid van een van de ministers, ministeriële bevoegdheid kregen. Werden aldus benoemd:

  • op 19 februari 1942:
    • Julius Hoste (Liberalen), onderstaatssecretaris voor het Openbaar Onderwijs;
    • Henri Rolin (BWP), onderstaatssecretaris voor de Landsverdediging - tot 2 oktober 1942;
    • Gustave Joassart (technicus), onderstaatssecretaris voor Hulp aan de Vluchtelingen, Arbeid en Sociale Voorzorg tot 16 juli 1943;
  • op 31 december 1942:
    • Raoul Richard, onderstaatssecretaris voor de Bevoorrading;
    • Joseph Bondas (BWP), onderstaatssecretaris voor Hulp aan Vluchtelingen, Arbeid en Sociale Voorzorg.

Literatuur

  • A. TESTIBUS, Le Parlement dans la tempête, Brussel, 1941.
  • Theo LUYKX, Politieke geschiedenis van België, Brussel-Amsterdam, 1964.
  • Camille GUTT, La Belgique au Carrefour, 1940-1944, Parijs, Fayard, 1971.
  • Fernand VAN LANGENHOVE, La Belgique et ses garants. L'été 1940, Brussel, Paleis der Academies, 1972.
  • Luc SCHEPENS, De Belgen in Groot-Brittannië, 1940-1944, Nijmegen-Brugge, 1980.
  • Jan VELAERS & Herman VAN GOETHEM, Leopold III. De Koning, het Land, de Oorlog, Tielt, Lannoo, 1994.
  • Thierry GROSBOIS, Pierlot, 1930-1950, Brussel, Racine, 2007.
  • Vincent DUJARDIN en Mark VAN DEN WIJNGAERT, La Belgique sans roi, 1940-1950, Brussel, Le Cri, 2010.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.