August Balthazar

August Jozef Balthazar (Gent, 10 oktober 1893 - Mariakerke, 22 juli 1952) was een Belgisch politicus voor de BWP.

Levensloop

Balthazar was afkomstig uit een arbeidersgezin. Hij volgde middelbaar onderwijs in Gent en enkele leergangen aan de Rijksuniversiteit van Gent. In 1909 engageerde hij zich in de Gentse socialistische beweging. Aanvankelijk behoorde hij tot de uitgesproken marxistische linkerzijde die meer sympathie had voor de Vlaamse Beweging dan de oude garde rond Edward Anseele. In 1913 werd hij propangandist bij het socialistische dagblad Vooruit.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwam hij als krijgsgevangene terecht in het kamp van Göttingen, waar hij socioculturele activiteiten opzette en geconfronteerd werd met propaganda rond het activisme. Hoewel Balthazar begrip had voor de activistische standpunten, verzette hij zich bijvoorbeeld tegen de afscheuring van de groep rond Jef Van Extergem uit de Antwerpse Socialistische Jonge Wacht.[1]

In 1921 werd hij voor de BWP verkozen tot gemeenteraadslid van Gent en van 1921 tot 1929 was hij provincieraadslid van Oost-Vlaanderen. Van 1923 tot 1934 was hij schepen in Gent en in 1929 werd hij voor het arrondissement Gent-Eeklo verkozen tot lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers, wat hij bleef tot in 1944. Ook werd hij directeur van de socialistische krant Vooruit en beheerder van de Bank van de Arbeid en de Vooruit. Toen de Bank van de Arbeid in 1934 failliet ging, nam Balthazar ontslag als schepen van Gent.

In de Kamer profileerde Balthazar zich als Vlaamsgezinde socialist. In 1937 nam hij deel aan een grote amnestiebetoging in Brussel en ook was hij ondervoorzitter van het eerste Vlaamsch Socialistisch Congres (1937) en een prominent spreker op de socialistische Guldensporenviering (1939). Tegelijkertijd had hij harde kritiek op het fascistisch gezinde Vlaamsch Nationaal Verbond.

Van 1938 tot 1939 was August Balthazar minister van Openbare Werken en Opslorping van de Werkloosheid en van 1939 tot 1940 was hij minister van Arbeid en Sociale Voorzorg. In 1940, tijdens de Tweede Wereldoorlog, had hij eerste minister Pierlot niet gevolgd naar Londen en had hij hem zijn ontslagbrief overhandigd. In 1943 kwam hij dan echter toch in Londen aan en na enige discussie werd hij als minister van Openbare Werken en Verkeer opgenomen in de regering in ballingschap.

Bij zijn terugkeer in Gent na de oorlog, bleek een nieuwe generatie onder leiding van Edward Anseele jr. de socialistische partij in handen te hebben genomen en was er voor hem geen plaats meer. Hij verliet hierdoor de actieve politiek.

Literatuur

  • Paul VAN MOLLE, Het Belgisch parlement, 1894-1972, Antwerpen, 1972.
  • Luc SCHEPENS, De Belgen in Groot-Brittannië, 1940-1944, Brugge/Nijmegen, 1980.
  • Herman BALTHAZAR & Nico VAN CAMPENHOUT,Twee jonge Vlamingen in den Grooten Oorlog, Tielt, Lannoo, 2014.
Voorganger:
Ferdinand Hardijns
Hoofdredacteur van de Vooruit
(Tijdens zijn ministerschap vervangen door Gustave van Hecke)
1927 - 1940
Opvolger:
Marinus De Rijcke
Voorganger:
Joseph Merlot
Minister van Openbare Werken en Opslorping van de Werkloosheid
1938-1939
Opvolger:
Hendrik Marck
Voorganger:
Antoine Delfosse
Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg
1939-1940
Opvolger:
Gustave Joassart
Minister van Openbare Werken
1943-1944
Opvolger:
Herman Vos
Voorganger:
Hendrik Marck
Minister van Verkeerswezen
1943-1944
Opvolger:
Ernest Rongvaux
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.